Het eerste jaar van een hondenleven is het groot feest: een nieuw huis, een nieuwe baas, veel soortgenoten die je voor het eerst ontmoet, de eerste sneeuw, de eerste rit in een auto en ga zo maar door. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er zo’n eerste jaar veel verhalen op de Oldertjes site verschijnen van onze schnauzer avonturen. Maar als we ouder worden wordt alle gewoon, want alles wat er gebeurt hebben we al eerder meegemaakt en onze bazen klimmen dan niet meer in de pen. Je zou denken dat Tjeu en Jeanne dat inmiddels wel zouden weten, maar niks is minder waar, want ze zeuren me met regelmaat om de kop: “wanneer krijgen we nou weer een verhaal van Watcher Boaz?”
Nou daar gaat ie dan, het vaste ritueel van iedere dag. Zo rond een uur of zeven komt de baas zijn bed uit en sta ik hem op te wachten achter de kamerdeur, flink kwispelen met mijn staart, want dat maakt de baas blij. Vervolgens gaat hij de keuken in om een boterhammetje te maken en om goed wakker te worden wordt er een pot koffie gezet. Ik krijg dan steevast een plakje kaas. Na dit ritueel gaan we samen op stap. Het is dan nog aardig donker en ik draag dan een lichtgevende halsband. Dit vindt de baas nodig omdat we eerst over een dijk lopen waar ook fietsers rijden. Het zou trouwens heel handig zijn als al die fietsers ook een lampje voerden. Zo halverwege de dijk komen we dan iedere morgen een fietser tegen die zijn Tervuerense herder Camiel uitlaat. Als Camiel mij ziet begint hij hard te rennen en hard te blaffen. Steevast begint zijn baas dan hard te roepen dat hij rustig aan moet doen, dus die twee zitten elkaar aardig op te fokken. En dan komen we op het grote veld bij het meer. Soms komen we daar als eerste aan, maar vaker gebeurt het dat Pip, een Kooiker, daar al met zijn baas aanwezig is. Pip is ook een reu en eerlijk gezegd heb ik niks met hem … en hij niet met mij, maar onze bazen kletsen heel wat af. Niet zo raar overigens want zijn baas is een vrouw en mijn baas een man. Dan verschijnt er een klein autootje met daarin mevrouw Moos met een Beagle, om het makkelijk te maken, die heet ook Pip. Vervolgens verschijnt Wilma op het veld met haar twee Tibetaanse terriers; reu Sep waar ik verder ook niks mee heb en een teefje, je raad het al, met de naam Pip. En met deze Pip zie ik het wel zitten. Sprintjes trekken op het grote veld en nou en dan komt die vervelende Sep er even bij omdat hij jaloers is. Maar acht, wij zijn nog jong en Sep is al wat ouder, dus die kan ons tempo niet bijhouden. Vorige week kwam er een vreemdeling langs met een Duitse herder. Nou zijn schnauzers ook ‘van Duitse bloed’ maar bij zo’n herder … ik weet niet, raar volk. Een sluipende gang, wat gegrom en dan ineens springt die knaap op mij af waarschijnlijk hopende dat ik er vandoor zou gaan. Hoe ik het gedaan heb weet ik nog niet maar mijn baas kreeg de indruk van een heuse judo-worp. De herder buitelde drie keer over de kop, keek verdwaast naar zijn baas en samen gingen ze af. Je begrijpt dat ik het bij Pip de Tibetaanse terriër helemaal gemaakt heb.
Na een uurtje lopen we dan samen naar de parkeerplaats waar we allemaal bij de auto van mevrouw Moos een hondenbrokje krijgen. Zo’n klein brokje stelt niet veel voor, maar ach, ook wij honden houden van vaste rituelen. Als we dan zo tegen negen uur weer thuis komen krijg ik mijn bak met brokken en een bak vers water. De baas krijgt dan een bak verse koffie die zijn vrouw inmiddels heeft gezet en ik ga dan even onder zeil, om te dromen over Pip, jullie weten wel, de Tibetaanse terriër.
Groetjes van Watcher Boaz (inmiddels viereneenhalf jaar)